De Kleine Mote

Je winkelwagen

Oorlogsslachtoffers Eerste Wereldoorlog

Er zijn weinig betrouwbare statistieken beschikbaar over het aantal oorlogsslachtoffers van de eerste wereldoorlog. Veel statistisch cijfermateriaal is vervuild door dubbeltellingen, onnauwkeurige administratie, onjuiste samenvoegingen en/of onnauwkeurigheden bij de rubricering van het verwerkte cijfermateriaal. In Duitsland werden lichtgewonden bijvoorbeeld niet in de statistieken opgenomen maar in Groot-Brittannië weer wel.

De doden van de oorlog tellen werd nog bemoeilijkt door de Spaanse griep die uitbrak in 1918-1919. De oorsprong van het virus lag trouwens niet in Spanje maar naar alle waarschijnlijkheid in de Verenigde Staten, de troepentransporten naar Europa zorgden voor de verspreiding. Toen de griep in 1920 eindelijk was uitgeraasd, was bijna een op de drie aardbewoners ziek geweest: dat wil zeggen 500 miljoen mensen op een wereldbevolking van 1,8 miljard. Van de zieken zijn er naar schatting 50 tot 100 miljoen overleden (waarvan 30.000 tot 80.000 Belgen)  –veel meer slachtoffers dan de Grote Oorlog zelf.

“Family portrait after WW1” Digitale collage door Evaldas Ivanauskas (Litouwen)

In België vielen naar schatting ongeveer 600.000 dodelijke slachtoffers, militairen en burgers, van alle nationaliteiten. De meesten daarvan vielen in de Westhoek.

Wat vast staat: het aantal dode militairen in Wereldoorlog I was hallucinant: 5.5 miljoen bij de geallieerden en 4.0 miljoen bij de centralen. Volgens een schatting zou er gemiddeld in Frankrijk 1 dode soldaat per 29 inwoners gevallen zijn, in Duitsland 1 dode soldaat per 35 inwoners, in Groot-Brittannië 1 dode soldaat per 66 inwoners, en in Rusland 1 gesneuvelde per 111 inwoners. Aan het einde van de oorlog waren er miljoenen oorlogsweduwen en miljoenen kinderen die geen vader meer hadden.

Oorlogsslachtoffers eerste wereldoorlog

Wat opvalt, is het lage percentage gesneuvelden voor België en voor VS.

Het percentage voor de Verenigde Staten is verklaarbaar omdat de Amerikaanse troepen pas in juni 1918 inzetbaar werd geacht voor de gevechten in de frontlijn.

Tussen maart en november 1918 hebben in totaal 221.000 man Amerikaanse troepen daadwerkelijk aan de strijd deelgenomen. Generaal Jack Pershing, opperbevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten, heeft altijd geweigerd zijn troepen af te staan als versterkingen voor de Franse en Britse troepen. Dit tot grote ergernis van de betrokken bevelhebbers.

Naar verhouding zijn de Amerikaanse verliezen zelfs aan de hoge kant: hun onervarenheid als operationele eenheid heeft toch veel slachtoffers geëist.

Belgische militaire slachtoffers

Het officieel aantal Belgische gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog is een onderschatting. Het herziene cijfer komt op ca. 36.000, waarvan 1/3 overleed ten gevolge van ziekte.

De grootste verliezen werden geleden vóór het Belgisch leger half oktober 1914 in de Westhoek aankwam: zo’n 8.500 soldaten sneuvelden tijdens de eerste dag van de Slag om Luik, bij de gevechten in Oost-Brabant half augustus, de twee uitvallen uit Antwerpen en het beleg van de vesting Antwerpen.

Ook de tijdens eerste twee weken, tussen 18 en 31 oktober, tot de onderwaterzetting van de IJzervlakte, kwamen nog eens 3.765 Belgische militairen om.

Piet Chielens, conservator van het In Flanders Field Museum:

Het is duidelijk dat het Franse leger in die maanden de Belgen gered heeft. Toen het kleine Belgische leger half oktober in de Westhoek aankwam had het al zo’n 8.500 soldaten definitief verloren. Dat betekent dat er zeker nog eens evenveel of meer militairen gewond of krijgsgevangen waren. Als dat uitgeputte en gedecimeerde Belgische leger aan de IJzer toekomt heeft het nog minder dan 70.000 manschappen over. En het krijgt het geen tijd om uit te rusten. In twee weken, tussen 18 en 31 oktober komen nog eens 3.765 Belgische militairen om.

Als het aan dat tempo was doorgegaan, had het Belgisch leger zich ofwel moeten overgeven of ophouden te bestaan. De Franse tussenkomst en de onderwaterzetting van de IJzervlakte brachten de redding. De Franse rol was vooral belangrijk in Diksmuide en bij Nieuwpoort, maar ook elders vulden ze de gaten in de bressen aan het Belgische front.

Nog een keer zijn de Belgische verliezen vrij aanzienlijk: 166 doden op 10 november, de dag dat Diksmuide in Duitse handen valt. Maar ook daar zijn het de Fransen die de grootste klappen krijgen, met een verlies van 600 manschappen.

Daarna begint voor het Belgische leger de periode van de zogenaamde ‘Heilige Wacht aan de IJzer’, vier jaar lang, tot het Bevrijdingsoffensief in 1918. Gemiddeld vallen er in die periode gemiddeld 10 à 15 doden per dag. De sector die de Belgen verdedigen is vrij klein en er vinden geen grote aanvallen plaats. Velen sterven niet door wapengeweld, wel door ziekte, maar verdere analyse moet duidelijk maken hoe veel precies.

Eens de stellingenoorlog begint, vallen er minder slachtoffers. “Op een gewone dag vielen langs het Belgische front van zo’n 80 kilometer lang hooguit 150 doden. Van zodra dat meer is en je gaat uitzoeken waarom, ontdek je dat er die dag wel ergens zwaar gevochten is of dat er een vreselijk ongeval is gebeurd, bijvoorbeeld een munitiedepot dat is ontploft.

Militaire slachtoffers in de België.

De Namenlijst, opgesteld door In Flanders Fieldsmuseum, die alle slachtoffers op Belgische bodem oplijst, telt meer dan 500.000 namen van militairen, uit 104 verschillende landen. De meeste sneuvelden in de Westhoek.

https://www.inflandersfields.be/nl/kenniscentrum/namenlijst/

Belgische burgerslachtoffers tijdens de Eerste Wereldoorlog

Lange tijd werd aangenomen dat er 5.600 Belgische burgers om het leven kwamen ten gevolge van het oorlogsgeweld. Dat cijfer hield alleen rekening hield met de eerste oorlogsmaanden, toen het Duitse leger België binnenviel en zijn frustratie over de Belgische weerstand op burgers botvierde.

De ‘Namenlijst’, een minutieuze, wetenschappelijke telling uitgevoerd door het In Flanders Fieldsmuseum komt op meer dan 24.000.

Een tyfusepidemie leidde tot 1.000 doden’, zegt projectleider Pieter Trogh. ‘Vanaf 1916 dwong het Duitse militaire gezag Belgen ook om als dwangarbeiders te werken. Velen zijn omgekomen door ontbering: het cijfer dat wij nu bekomen, is niet 2.000, zoals aangenomen, maar 8.000. Het eindoffensief heeft ook veel levens gekost, omdat veel West-Vlaamse dorpen in de frontlinie lagen. Daar hebben we nu 2.300 slachtoffers geteld.’

Met nog 7.000 doden door de vele bombardementen komt de Namenlijst zo aan 24.000 burgerslachtoffers. Daar komen naar verwachting nog driehonderd zeelieden bij en de vierhonderdvijftig slachtoffers (tot nu) van ongevallen met achtergebleven munitie. Het moeilijkst traceerbaar zijn de vluchtelingen die in het buitenland over­leden zijn.

Burgerslachtoffers na de wapenstilstand

De Eerste Wereldoorlog laat zich zomaar niet vergeten.

Gedurende de hele oorlog zijn door alle partijen samen 1,5 miljard granaten afgevuurd. Door de matige kwaliteit van de ontstekers bleven heel wat projectielen als ‘blindgangers’ achter op het slagveld. Naar verluidt ontplofte 10 tot 30 procent van de afgevuurde granaten niet.

De frontstreek, waar vier jaar lang verwoed strijd werd geleverd, lag bedolven onder miljoenen niet-ontplofte granaten. Na de oorlog dacht men dat het bergen van de munitie een kwestie van maanden zou zijn en men ging onzorgvuldig snel opruimen.

De Universiteit Gent bracht met een geavanceerde scanner de ondergrond van de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog in kaart. Ze vonden tot 420 stukken metaal per hectare, allemaal niet dieper dan 1 meter onder de grond. Tijdens de opgravingen werden tientallen exemplaren niet-ontplofte munitie ontdekt: van kisten gevuld met handgranaten tot chemische gasgranaten en schrapnelgranaten.

Bijna een eeuw later haalt de ontmijningsdienst van Houthulst (DOVO) nog altijd niet-ontplofte munitie op in de Westhoek. Het jaarlijks aantal aanvragen blijft nu stabiel rond de 2.600, goed voor ongeveer 9.000 projectielen of 150 ton munitie. Decennialang werden deze blindgangers in zee gedumpt. Nu worden ze in Poelkapelle onschadelijk gemaakt in een installatie die uniek is voor Europa.

Landbouwers en aannemers zijn vertrouwd met het verraderlijk tuig. Bij het ploegen en graven komen granaten uit de Eerste Wereldoorlog aan de oppervlakte, niemand kijkt er nog van op. De obussen lijken hun moordend karakter verloren te hebben, het zijn slechts attributen geworden in het landschap, hinderlijk als stenen. Hobbyisten gaan in de velden op zoek naar blindgangers om de kop er af te halen, de springstof te verwijderen en als icoon op de schouw te zetten. Maar af en toe loopt het mis. Dan ontwaakt het mechanisme en ontploft het kruit alsnog.

Na de wapenstilstand, tot ver in de jaren twintig, vielen er regelmatig slachtoffers. De eerste dode viel slechts 1 dag na de Wapenstilstand op 11 november 1918. Er vielen sindsdien vele gewonden en naar schatting zijn 358 mensen omgekomen door deze munitie.

Zo ook Jacques Covemaecker. Hij was landbouwer op het Lokerhof. Op Pinkstermaandag 23 mei 1983 werkte hij, na het avondeten, nog op het land. Met zijn tractor en draaieg aan het werk op zijn land nabij het Engels kerkhof op de hoek van de Dikkebusstraat en de Lampernissestraat. Een stuk oude oorlogsmunitie ontplofte toen de eg het raakte. Jacques was op slag dood. Zijn echtgenote plantte de volgende lente een eik op de plaats van het ongeval als aandenken.

Foto: Michiel Hendryckx

Op 15 oktober 2015, 32 jaar na het tragische overlijden van zijn vader, rijdt zoon Frederik op dezelfde akker op een fosforgranaat, die meteen vreselijk gaat roken. Hij komt er met de schrik vanaf.

Chinese oorlogsslachtoffers

Chinese Labour Corps

De legerleiding beseft dat, met de hallucinante verliezen, er veel meer manschappen nodig zullen zijn om de ongeziene uitputtingsslag winnen. Op het thuisfront worden die schaars na de invoering van de dienstplicht: de oorlogsindustrie en de landbouwsector hebben zelf nood aan extra handen en de vrouwen zijn al massaal in de gapende bres gesprongen.

Het vele volk, nodig voor het werk aan en achter het front, wordt in het neutrale China gevonden.

De Fransen waren de eerste om, in mei 1916, een akkoord te sluiten met het neutral China; 50,000 Chinese arbeiders kwamen in juli 1916 aan in Marseille. De Britten volgden (eerst moesten ze wel een akkoord bereiken met de Dock, Wharf, Riverside and General Workers Union en verzekeren dat die arbeiders niet zouden worden tewerkgesteld in Groot Brittanië), hun eerste Chinezen arriveerden in januari 1917. Het Chinese Labour Corps werd officieel opgericht op 21 februari 1917 en telde meer dan 90,000 man. Ook de Russen gebruikten een groot aantal Chinese arbeiders; hun aantal wordt geschat tussen de 200,000 en de 500,000.

1917 – Chinezen op weg naar Europa

De meeste rekruten zijn voornamelijk boeren en arbeiders, aangetrokken door een hoog loon (1 franc per werkdag van tien uur). Er werd compensatie voor de familie voorzien in geval van blijvend letsel of overlijden, voeding, huisvesting, medische zorg en repatriëring werd gegarandeerd. De arbeiders van hun kant verbonden zich ertoe een termijn van drie jaar uit te doen. Het Franse contract voorzag in een termijn van vijf jaar en het recht om nadien in Frankrijk te blijven.

De Chinezen worden bij aanvang ver achter het front ingezet, voor de aanleg of het herstel van wegen, voor constructie- en afbraakwerken, voor werken aan spoorwegen, voor laden en lossen van schepen en treinen, voor arbeid op het land.

Zelfs wanneer China in 1917 partij kiest voor de Entente, mogen de arbeiders nog steeds niet bewapend en als strijders ingezet worden. Maar nu voeren ze dichter bij het front werkzaamheden uit zoals het begraven van gesneuvelde soldaten, herstel van loopgraven, aanvoer van munitie en ander oorlogsmateriaal.

Hoe dichter bij de frontlijn, hoe vaker de Chinese arbeiders bloot staan aan artillerievuur en oorlogsgeweld. Zelfs na de oorlog liepen zij door de aard van hun werk grote risico’s: nu werden ze ingezet voor het opruimen van slagvelden met onontplofte granaten, het ontgraven van slachtoffers en de aanleg van oorlogsbegraafplaatsen, het opruimen van de talrijke ruïnes.

Men schat dat tussen 1917 en 1920 zo’n 2000 Chinese arbeiders door oorlogsgeweld en ziekten omkwamen. Vooral tijdens de Spaanse griep epidemie was de tol hoog.

Niemand weet hoeveel Chinezen in Franse dienst het leven lieten: de Fransen hielden geen bestand bij van de Chinese slachtoffers, en hun graven liggen of lagen her en der verspreid over kerkhoven in Frankrijk: wie stierf, werd meestal bijgezet op de militaire begraafplaatsen in de buurt en het graf vermeldde enkel hun nummer, pas later werd (soms) een naam toegevoegd.

De Chinezen in Britse dienst kwamen terecht op de grote Britse Commonwealth begraafplaatsen in Noord-Frankrijk en België, hun grafstenen dragen de vermelding ‘Chinese Labour Corps’, in de regel gevolgd door het registratienummer van de overleden arbeider en diens datum van overlijden. Er zijn vier verschillende opschriften (“A noble duty bravely done”, ” A good reputation endures for ever”, “Faithful unto death” en “Though dead he still liveth”). Allen Engelse vertalingen van traditionele Chinese zegswijzen voor gesneuvelde soldaten.

Op het Lijssenthoek Military Cemetery in Poperinge liggen 35 Chinezen begraven.

Verschillende Chinese arbeiders werden het slachtoffer van incidenten met mogelijks een racistische inslag.

Op Westoutre British Cemetery (Poperingestraat, Westouter) liggen drie Chinezen broederlijk naast elkaar begraven. Ze zijn op Kerstdag 2017 betrokken geraakt bij een gevecht met dronken Nieuw-Zeelandse soldaten. Wanneer die situatie uit de hand loopt, komt een compagnie van de Royal Welch Fusiliers tussen om de orde te herstellen: ze schieten in de massa en Wὺ Ēnlύ, Zhāng Hόng’ān en Zhāng Zhὶdé blijven dood achter, officieel gestorven als gevolg van “a fracas at Zwarteberg/Mont Noir”. Er wordt geen melding gemaakt van Nieuw-Zeelandse slachtoffers.

Ook op het Bailleul Communal Cemetery Extension, Nord liggen twee Chinezen (Nieh Hsing Huang en Sh Feng Shan) begraven, eveneens gestorven op 25 december 1917, “possibly killed during a fracas near Locre”. 

Vanaf november 1918 tot 1919 worden massaal Chinese compagnieën van Frankrijk naar België overgeplaatst: na de wapenstilstand worden de Chinezen gestationeerd waar puin of munitie moet geruimd worden of lichamen geborgen en (her)begraven worden.

In de lente van 1919 bevinden zich in de streek rond Poperinge en Ieper niet minder dan 12.000 Chinezen. In onooglijke plaatsjes als Boezinge, Voormezele, Wervik, … verrijzen tijdelijke kampen die een compagnie (op hun volle getalsterkte tot vijfhonderd Chinezen) huisvesten.

De lokale bevolking bekeek die kleine vreemde mannetjes altijd al met enige argwaan en bedacht hen met de roepnaam “Tsjings”, een verbastering van het Engelse scheldwoord “Ching”.

De Westhoek is nu een gevaarlijke streek: de militaire discipline verslapt, er ontbreekt wettelijk gezag en er heerst feitelijke straffeloosheid. De gruwel van de oorlog, de totale kaalslag, de ontbering heeft de zeden niet verzacht. Moord en roof tieren welig, er zijn vele (lokale en vreemde) frontschuimers actief.

Al gauw worden de dolende Chinezen dader en zondebok van ieder incident in de streek. De rooftochten zijn opgetekend uit tweede hand en moeilijk verifieerbaar maar het staat vast dat de Chinese arbeiders nu geregeld hun kampen ontvluchten en zich soms bewapenen met geweren en granaten die ze vinden op het gewezen slagveld.

Er zijn 10 gevallen bekend van Chinezen die door de Britse legerleiding rechterlijke werden vervolgd en geëxecuteerd. De laatste executie van een Chinese terdoodveroordeelde in Vlaanderen vindt plaats op 8 mei 1919 in Poperinge. Zijn nummer: 44735, zijn naam: Wang Ch’un Ch’ih. Het is een arbeider van de 107th Chinese Labour Corps die op 2 februari 1919 een collega doodde in een kamp in De Klijte. Hij ligt begraven op Plot II rij O graf 54 op het Poperinge Old Military Cemetery (Deken Debolaan) onder een grafsteen “A good reputation endures for ever.”

De Belgische overheid dringt er bij de Britten ook op aan orde op zaken te stellen, maar die stelt de Belgen op haar beurt voor de keuze. Willen de Belgen dat de Chinezen verdwijnen, dan draagt België de onkosten van de opruiming van het slagveld en vergoedt zij de Britten voor het ingezamelde schroot. De keuze is snel gemaakt voor de Belgen…

Pas in de loop van 1919 worden de Chinese compagnieën één voor één teruggetrokken en gerepatrieerd naar China. In België en Noord-Frankrijk blijven nog een handvol Chinese arbeiders achter. Zij hebben van de Britten de taak gekregen de Chinese namen van hun gevallen kameraden in de grafstenen te beitelen. Eens die taak volbracht is worden ook zij gerepatrieerd.

Niet alle Chinezen keren terug: het Franse contract gaf hen het recht hier te blijven.

Op de Vredesconferentie in Parijs heeft China niets uit de brand kunnen slepen voor zijn bijdrage aan de oorlog. De centen die de arbeiders hebben kunnen bijeensparen zijn intussen nauwelijks nog iets waard. De paar honderd jonge intellectuelen die meegereisd waren naar Europa als tolk ontdekken dat van de belofte dat er studiebeurzen voor hen lagen te wachten in Groot-Brittannië niets terecht is gekomen.

In de St. George’s Memorial Church in Ieper krijgen de Chinezen die stierven tussen 1917 en 1921 wel een kleine gedenkplaat.

Chinees kerkhof Noyelles-sur-Mer

In Noyelles-sur-Mer is er een Chinees kerkhof. Een begraafplaats voor 841 Chinese arbeiders, gestorven terwijl ze in dienst waren van het Britse rijk. Het kerkhof wordt onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission.

Noyelles was ook de plaats waar de Britten ‘hun Chinezen’ na aankomst verzamelden voor een maand lange intensieve dril voordat ze ingezet werden achter de frontlinies. 

Chinese herdenkingssite Busseboom

Hoek Visserijmolenstraat / St.-Jansstraat, 8970 Poperinge

In Poperinge staan twee monumenten die de inzet van de Chinese Labour Corps tijdens de Eerste Wereldoorlog herdenken. Het zijn de eerste en wereldwijd voorlopig de enige monumenten die hulde brengen aan deze specifieke groep WO 1-arbeiders.

Het eerste monument is het beeld ‘de sjouwer’, een bronzen sculptuur van Jo Bocklandt en zijn shelter, een subtiel uitgekiend houten paviljoen van de hand van designer Stefan Schöning. Het beeld is zo geplaatst dat het uitkijkt over de voormalige begraafplaats van dertien Chinese arbeiders. Zij kwamen om tijdens een bombardement op het kamp nabij Busseboom, op 15 november 1917.

Dit is het meest bekende incident met Chinese slachtoffers in de Westhoek. Pastoor Van Walleghem van Reningelst schrijft er over in zijn oorlogsdagboek: “’s Nachs tamelijk veel geschot. Aan den Poeper vallen obussen in een Chineesch kamp en verschillige gele mannen worden er gedood”.

Het tweede monument is een kunstwerk dat aansluit bij de Chinese culturele traditie, een bronzen beeldengroep met drie Chinese arbeiders, ontworpen door kunstenares Yan Shufen en geschonken door de Chinese ambassade.

Beide monumenten werden op 15 november 2017 onthuld, honderd jaar na het bombardement op Busseboom. De twee monumenten worden via een wandelpad met elkaar verbonden. Dertien hoogstambomen verwijzen op hun beurt naar de dertien omgekomen Chinese arbeiders.

https://www.toerismepoperinge.be/nl/chinese-herdenkingssite-busseboom

De ‘laatste dode’ in Eerste Wereldoorlog

Om exact 11.00 uur op de 11de dag van de 11de de maand eindigde de Eerste Wereldoorlog.

In Frankrijk, Engeland en Amerika bestaat nog altijd een cultus rond hun ‘laatste dode’. Op zich natuurlijk onzin: na 11/11 stierven nog talloze soldaten en burgers aan verwondingen,  gifgas, honger, niet-ontplofte granaten, Spaanse griep,…

Maar zelfs degenen die officiëel worden geëerd als ‘laatste gesneuvelden’, werden doelbewust uitgekozen om hun uitstraling, symboliek of boodschap en daarbij werd enkel naar het Westfront gekeken. Herdenking draait altijd rond heroïek.

Groot-Brittanië: George Ellison

George Ellison wordt geëerd als laatst gesneuvelde Brit. Prachtig verhaal: Ellison is lid van de lansiersbrigade die bij het begin van de oorlog streed in de mythische slag om Mons (waar de ‘British Expeditionary Force’ ternauwernood aan de ondergang ontsnapte) en die hetzelfde Mons bevrijdt. Ellison sneuvelt anderhalf uur voor het einde van de oorlog.

Een indrukwekkend verhaal. Gekozen boven vele andere soldaten die sneuvelden ná ellison en vóór 11.00 uur. Volgens de Belgische historicus Pieter Serrien was Edward Sullivan, lid van een fietsbrigade, de ‘laatste Britse dode’. Hij stierf enkele minuten voor 11.00 uur in het Belgische plaatsje Aat en ligt begraven in Irchonwelz. Op zijn grafsteen staat als sterfdatum 10 november maar dat is een foutieve datum.

Frankrijk: Augustin Trebuchon

De koerier Augustin Trebuchon geldt als laatste officiële Franse dode. Hij stierf bij het laatste grote Franse offensief en was bij alle grote veldslagen aanwezig: Verdun,  De Somme, Picardië. Hij werd door een mitrailleurkogel getroffen bij zijn laatste missie, de overbrenging van een boodschap naar de voorste linies (“Om half 12 warme soep bij de rivieroever”). Hij werd om kwart voor 11 gevonden door zijn kameraden, ’terwijl zijn lichaam nog warm was’.

Tijdens zijn onderzoek vond Serrien echter een andere laatste Franse gesneuvelde: Auguste Renault, een totaal onbekende soldaat uit Bretagne Van Renault zijn geen foto’s bekend, alleen een korte beschrijving in de regimentsboeken: ‘een man met bruin haar, niet al te groot’.

Volgens Serrien zou Auguste Renault dichter bij de waarheid zijn, die stierf in Chimay, een minuut voor het ingaan van de wapenstilstand. Maar dat was een jonge, laag opgeleide soldaat die anoniem omkwam door artillerievuur terwijl hij zich bibberend verschool in een loopgraaf, in plaats van een door de wol geverfde soldaat die door een kogel in de borst wordt getroffen. 

Verenigde Staten: Henry Gunther

Henry Gunther, gekend als de laatste Amerikaanse dode, is een apart verhaal. Onmogelijk uit te maken of zijn dood een vergissing, een heldendaad of een bizarre zelfmoord was.  

Sergeant Gunther uit Baltimore is van Duitse komaf, door loting voor de dienstplicht opgeroepen en uitgezonden. De militaire censuur onderschept een kritische brief (hij waarschuwt een vriend om zich niet als vrijwilliger aan te melden omwille van de erbarmelijke omstandigheden aan het front) en hij wordt gedegradeerd tot gewoon soldaat. 

Op 11 november komt zijn regiment aan in Ville-devant-Chaumont en stuit er op een mitrailleursnest. Het is even voor 11:00 uur, wijsheid gebiedt om rustig te wachten.

Maar Henry Gunther loopt, geweer in aanslag, recht op de vijand af. Amerikaanse en Duitse soldaten wijzen onthutst op hun horloge maar Gunther loopt door. Om 1 minuut voor 11 werd hij door Duitse kogels doorzeefd. 

Hij werd herbegraven in Baltimore en postuum weer gepromoveerd tot sergeant.

Duitsland: niemand

Bij de Duitsers bestaat er geen cultus rondom ‘de laatste gesneuvelde soldaat’. 

Volgens de naspeuringen van Serrien zou dat de Duitse luitenant Erwin Tomä zijn. Die ging ruim een uur ná de wapenstilstand op zoek naar een slaapplaats voor zijn mannen bij de Franse plaats Inor. Hij kwam bij een schuur waar zich enkele mannen van het Amerikaanse 336ste regiment bevonden. De Amerikanen, kennelijk nog niet doordrongen van het ingaan van de wapenstilstand, schoten hem zonder pardon dood.