De Kleine Mote

Je winkelwagen

Waten

Waten ligt in Frans-Vlaanderen in de streek het Houtland, juist nog in de Franse Westhoek, bij de monding van de Kolme in de Aa. De hoogte varieert er van 2 meter bij de rivier tot aan 72 meter op de Watenberg.

Geschiedenis

Oudheid en Middeleeuwen

Het gebied rond Waten was eerst bewoond door de Morienen en daarna door de Menapiërs. Na de verovering van Gallia Belgica was Waten voor de Romeinen een strategische plaats. De vallei van de Aa was tot in de vijfde en zesde eeuw een uitgestrekte moerasvlakte, die alleen maar bij de Watenberg smal genoeg was om over te steken.

In die engte lag de voorde van de Romeinse heirweg van Kassel naar Bonen die aan de plaats zijn naam heeft gegeven: wad, doorwaadbare plaats, van het Oudnederlandse “watan”.

Een Romeins kamp en later een fortje dat door de Romeinen Vaganum werd genoemd moest deze strategische plaats verdedigen en het verkeer controleren van de Aa naar de zee en langs de oversteekplaats. De Romeinen werden in de vijfde eeuw verdreven van de linkeroever van de Aa door de Franken.

Vijfde – achtste eeuw

Van de vijfde tot de achtste eeuw stond Waten (ten gevolge van de Duinkerke-transgressies: de kustlijn verschoof over een grote afstand verder landinwaarts), net Duinkerke en als heel het Blootland, onder water.

Achtste eeuw tot Nieuwe tijd

In 831 hing het landbouwdomein van Waten, de Villa Guadannia, af van de Abdij van Centule (de tegenwoordige Abdij van Saint-Riquier in het departement van de Somme). In 874 werd er op de Watenberg een kapel gebouwd gewijd aan Sint-Rikiers (Richarius) en vanaf de elfde eeuw groeide er hierom een volwaardige abdij uit. Maar in 881 werd Waten, net zoals verschillende andere plaatsen in de regio in die tijd, geplunderd door de Noormannen.

Een eerste heer, Burgin van Waten, wordt reeds in 1013 vermeld. De graaf van Vlaanderen Diederik van de Elzas liet de Abdij van Waten restaureren nadat deze verschillende keren was geplunderd en koos het als zijn verblijfplaats, hij overleed er ook in 1168. Zijn zoon Filips van de Elzas liet de Aa tot aan het dorpje Watendam indijken, waardoor een gedeelte van het moerasgebied ingepolderd kon worden.

In de 13e eeuw volgden de Van Haveskerkes de oorspronkelijke bezitters op als heren van Waten, waarna de heerlijkheid vanaf de 15e eeuw via een reeks huwelijken eigendom werd van respectievelijk de families van Eeckhout, d’Ongnies de Mérode en, in 1629, d’Isenghien (eigenlijk “van Izegem”).

In 1719 verkocht Louis de Gand de Mérode de Montmorency, prins d’Isenghien, luitenant-generaal in het Franse leger, de heerlijkheid samen met andere domeinen aan de markies de la Viefville de Steenvoorde, die haar behielden tot aan de Franse Revolutie.

Nu eens deel van Spaanse Nederlanden, dan weer deel van Frankrijk.

In 1638 werd Waten in de context van de Dertigjarige Oorlog bezet door de Fransen. Gaston d’Orléans liet er de versterkingen herbouwen en uitbreiden maar de Spanjaarden (die het toen voor het zeggen hadden in de Zuidelijke Nederlanden) konden het stadje heroveren.

In 1643 kon de Franse maarschalk Jean de Gassion het stadje en het fort weer bezetten, maar die viel kort nadien weer in handen van de Spanjaarden.

In het jaar nadien, in 1644, werd Waten opnieuw door de Fransen ingenomen. Hierna werden de fortificaties versterkt en werd er een citadel gebouwd rond de abdij. Maar door de verlegging van het front werden de versterkingen door de Fransen verlaten in 1646.

Een jaar later, in 1647, kwam Waten weer in handen van de Spanjaarden die de versterkingen in 1650 neerhaalden.

In 1657 werden ze heropgebouwd door Franse maarschalk Turenne in een poging om de Spaanse troepen weer terug te dringen tot aan Duinkerke.

In 1659 werd Waten weer door de Fransen teruggegeven aan de Spanjaarden bij het Verdrag van de Pyreneeën.

In 1678 kwam Waten definitief bij Frankrijk bij het Verdrag van Nijmegen.

Waten in de Flandria illustrata

Bezienswaardigheden

De Sint-Gilliskerk

Het stadje zelf heeft uit haar lange geschiedenis enkel de toren van de Sint-Gilliskerk kunnen behouden, die werd tussen 1496 en 1513 in Artesische kalksteen opgetrokken en is in 1996 voorbeeldig gerestaureerd.

De kerk zelf dateert van 1843-49, naar een ontwerp van de Duinkerkse architect François Develle. Wel werd er bij de bouw heel wat materiaal van de vorige constructie gerecupereerd maar dat is er niet echt aan te merken. In 1876 verhoogde men de middenbeuk.

Waten, St Gilliskerk

Restanten van de Abdij van Waten

Boven op de berg die Waten domineert verrijst de oude kalkstenen vieringtoren van de abdijkerk, opgetrokken in de 14e eeuw. Hij is volledig hol en heeft geen dak meer. De rest van het abdijcomplex is volledig verdwenen. Aan de voet van de toren stond tot nog in de zestiger jaren van de 20e eeuw het riante landhuis van de bisschoppen van Sint-Omaars; vandaag is het een compleet tot puin vervallen ruïne. De gemeente heeft het domein omstreeks 2000 kunnen aankopen en doet wat inspanningen om de site toegankelijk te maken.

Waten, abdijtoren

De Bergmolen

Op een van de aarden bastions van het oude fort en gericht naar Waten staat de Bergmolen, gebouwd in 1731 en in de jaren 1990 gerestaureerd door haar eigenaar en de gemeente.

Waten, Bergmolen

Natuur en landschap

Watenberg

De Watenberg is de meest westelijke getuigenheuvel van het West-Vlaams Heuvelland. Over de Watenberg voerde de Romeinse heerbaan van Kassel naar Boulogne-sur-Mer.

Lac Bleu

Nabij Waten ligt het Lac Bleu, 13 hectare kwetsbaar natuurgebied, open voor het publiek.

Het was een kleigroeve waar de Tuileries du Nord Ieperiaanklei (Vlaamse klei, ook wel clyte genoemd), de grondstof voor hun dakpannen, heeft ontgonnen.

In de jaren 80 was het nog een maanlandschap maar de natuur heeft er haar rechten opgeëist. Vandaag biedt de site een grote wateroppervlakte en veel soorten gedijen goed in en rond het water.

Er zijn grote zoogdieren (herten, wilde zwijnen) en niet minder dan 6 soorten amfibieën, 26 soorten libellen, 22 soorten vlinders waaronder een zeldzame, de “half-rouw”, en reptielen (ringslang of hazelworm). 

Er zijn ook plantensoorten die meestal aan onze kusten groeien. De aanwezigheid van kustsoorten accentueert de magie van de plek en zijn rijke erfgoed. 

Schitterend uitzicht over Vlaanderen en de Audomarois (het moeras- en poldergebied rond Sint-Omaars in het bekken van de Aa).

Bossen

De omgeving is bosrijk met het Forêt d’Éperlecques in het westen en het Bois du Ham in het zuiden.

Het bos van Éperleques is een bosmassief van 900 hectare. Het ruige terrein is het resultaat van de bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog, gericht op de nabijgelegen bunker. De talrijke bommenkraters vormen een netwerk van vijvers. Een prachtige groene omgeving met wandelpaden en toeristische accommodatie.

Het bos van Ham is een gebied van 700 hectare bestaande uit grote eikenbossen, vlaktes en moerassen. Er wordt gejaagd op klein of groot wild: herten en everzwijnen; fazanten, duiven en houtsnippen; in de vlaktes op patrijzen en bij de vijvers en Marais op watervogels.