De Kleine Mote

Je winkelwagen

Duinkerke [70 km]

Bij laagtij kan je wandelen langs de vloedlijn van De Panne naar Duinkerke.

https://depanne.com/nl/getijden-eb-vloed.php

Geprangd tussen De Panne en de Franse grens kan je er als wandelaar genieten van het indrukwekkend Westhoek duinenlandschap. Je wandelt er niet alleen door het oudste aaneengesloten duingebied aan onze kust. Kale duinruggen wisselen af met ondoordringbaar struweel, grasland en bos. Vanuit één van de uitkijkpunten, geniet je van een overweldigende setting op de kustlijn. Met wat geluk kom je tijdens de groene wandeling plots oog in oog te staan met een Schots hooglandrund of Koninkpaarden. Ze worden ingezet voor de begrazing van het natuurgebied.

De bus terug (er zijn er 2 per uur) is gratis: de bus is gratis in de hele agglomeratie Duinkerke, ook vanuit Adinkerke / De Panne. Met lijn 20 reis je vanaf NMBS-station Adinkerke naar Pôle d’Echange van Leffrinckoucke, waar je kunt overstappen op de snelle lijnen C1 en C2 waarmee je in korte tijd het stadscentrum bereikt.

Je kunt er natuurlijk ook voor kiezen om eerder uit te stappen en een bezoek te brengen aan de badplaats Bray-Dunes of aan Zuydcoote, of doorrijden tot Gravelines!

Download plan openbaar vervoer DKBus

Duinkerke is een havenstad aan de Noordzee, in de Franse Westhoek, tegen de Belgische grens. De haven is de op twee na grootste van Frankrijk, na die van Marseille en Le Havre, met veel zware industrie, vooral ten westen van de stad. Van het duingebied rest hier slechts het Parc du Vent van 28 ha. De belangrijkste havens liggen achter schutsluizen zodat de schepen geen last van het getij hebben. Ongeveer één derde van de lading is ijzererts en steenkool voor de hoogovens van de geïntegreerde staalfabriek van ArcelorMittal. In 2012 werd gestart met de bouw van een terminal voor vloeibaar aardgas.

Geschiedenis

Duinkerke maakt deel uit van de regio Frans-Vlaanderen, een deel van het voormalige graafschap Vlaanderen dat in de zeventiende eeuw tijdens de regeringsperiode van de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV (1638-1715) werd veroverd op de Nederlanden.

Duinkerke dankt zijn naam aan een kerk die in de 9e eeuw gebouwd werd in een vissersdorp. Graaf Boudewijn III van Vlaanderen liet rond 960 de eerste vestingmuren optrekken. In de 12e eeuw kreeg de plaats stadsrechten. De haven bloeide op door de handel tussen Vlaanderen en Engeland.

Rond 1400 werden nieuwe stadsmuren gebouwd waarvan de toren de Leughenaer het enige overblijfsel is. In de 14e eeuw volgde de bouw van een dagmerk (een baken voor de scheepsvaart) dat het belfort zou worden, en van de gotische Sint-Eligiuskerk.

Door de langdurige oorlogen die Keizer Karel V in de 16e eeuw met Frankrijk voerde, werden schepen uit Duinkerke regelmatig door Franse kapers aangevallen. Om de eigen vissers te beschermen besloot het stadsbestuur zelf een kaapvaart te organiseren. Dit werd het begin van de befaamde Duinkerker kapers.

Het grootste deel van de Tachtigjarige Oorlog vochten de Duinkerker kapers aan de zijde van Spanje en saboteerden de handel van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Stadhouder Maurits van Nassau organiseerde in 1600 een veldtocht naar Duinkerke, maar slaagde er ondanks zijn overwinning bij Nieuwpoort niet in zijn doel te bereiken.

In het vroegere graafschap Vlaanderen waren de Duinkerkenaars zowat de enige streekbewoners die blij waren met de komst van de Fransen.

De Fransen en de Spanjaarden veroverden Duinkerken om beurt. 25 juni 1658 is een historische dag: Duinkerke was ‘’s morgens Spaans, ’s middags Frans en ’s avonds Engels. Die dag gaf het Spaanse Duinkerke zich over aan een Frans-Engels leger en stond Lodewijk XIV van Frankrijk de stad af aan Engeland.

In 1662 slaagde Frankrijk erin de havenstad van Engeland af te kopen, op 28 november 1662 werd de stad definitief Frans.

Lodewijk XIV was overtuigd van het strategisch belang van de haven. De stad werd ontwikkeld tot de belangrijkste oorlogshaven van Frankrijk en de beroemde vestingbouwer Vauban nam Duinkerke op in zijn Pré Carré, hij versterkte de haven en liet er een citadel bouwen.

3-Dunkerque-Vauban-vue-depuis-mer

De fortificatie van Duinkerke was twee eeuwen lang het klassiek voorbeeld dat op militaire scholen werd bestudeerd. Veel valt daar niet meer van te zien: met het Verdrag van Utrecht (1713) dwongen de Engelsen de ontmanteling af; de Fransen moesten de fortificaties en de haven volledig vernietigen (later onder Lodewijk XV werden ze op kleinere schaal herbouwd).

Vauban ontwierp de verdediging van Duinkerke als een versterkt kamp.

  • De haven werd grondig aangepakt: er werd een vaargeul gegraven, aan weerskanten afgeboord door een havenpier van 1200 meter zeewaarts, waarlangs forten stonden die ook dienden om kanongeschut op te stellen. De twee pieren zelf werden gedekt door het fort van de rijsbank (Risban) en het fort van het natte strand (Estran). Het eerste lag volledig in de zee, het tweede was bij eb over land toegankelijk.
  • De haven zelf werd bovendien beschermd door een citadel (opgetrokken boven op de citadel waaraan de Engelsen begonnen waren voordat ze de stad aan Frankrijk verkochten) die stond tussen de zee en de haven.
  • Naast de verdedigingswerken te land kwam ook een verbinding met de versterkte stad Sint-Winoksbergen, dankzij een kanaal dat zelf nog eens werd beschermd door twee forten waar vaste garnizoenen werden gelegerd. Zo dekten beide steden elkaar en konden ze elkaar bevoorraden, terwijl ze ook nog eens werden beschermd door overstromingen.

De kaapvaart kwam opnieuw tot bloei, nu voor rekening van Frankrijk, met als beroemdste vertegenwoordiger Jan Baert, die een van de grootste Franse zeehelden zou worden.

Langzaam werd de kustvisserij belangrijker en ook de handel in koloniale waren waaronder slaven. De handel met het Saint-Domingue leidde tot alcoholstokerijen, op basis van geïmporteerde rietsuiker, en tabaksfabrieken in Duinkerke. De smokkel van deze producten met Engeland leverde veel geld op.

In de haven waren lange tijd scheepsbouwers actief. Zij bouwden schepen van hout voor de koopvaardij en visserij. In 1835 werd het eerste stoomschip gebouwd door scheepswerf Derycke.

Omdat de schepen groter werden moesten de werven verhuizen naar de ingang van de haven. Hier werd in 1898 de grote scheepswerf Atelier et Chantiers de France gevestigd. Grote schepen konden zo gemakkelijk te water worden gelaten. Deze werf is eind 20e eeuw gesloten en gesloopt.

In de Eerste Wereldoorlog lag Duinkerke op nog geen dertig kilometer van het IJzerfront. De stad speelde een belangrijke rol in de bevoorrading van de geallieerde troepen en werd meermalen gebombardeerd door Duitse zeppelins en lange-afstandskanonnen (de zogenaamde Lange Max).

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de stad vooral bekend van de grote vlucht in 1940 vanuit Duinkerke van het Britse expeditieleger. De stad zelf werd daarbij grotendeels verwoest, en daarna door de Duitsers tot een vesting omgebouwd.

Bij de bevrijding van Frankrijk in 1944 bleef de Festung Dünkirchen, net als sommige andere Franse kuststeden, in Duitse handen, deels beschermd door de overstroomde polders in de omgeving. De Duitse troepen werden vanuit IJmuiden bevoorraad door onderzeeërs. De bevolking was grotendeels geëvacueerd. Pas op 9 mei 1945 (een dag na de officiële capitulatie van Duitsland) gaf het Duitse garnizoen zich over.

De verwoestingen waren zo zwaar dat slechts een derde van de ca. 30.000 inwoners meteen kon terugkeren. Duinkerke moest vrijwel volledig opnieuw worden opgebouwd. Een groot deel van zijn historisch erfgoed, zoals de meeste vestingwerken van Vauban, ging verloren.

Nadien kende de stad opnieuw een grote expansie, door de verdere uitbouw van de haven.

Bezienswaardigheden

Toren van de Leughenaer.

Een 15de-eeuwse vestigingstoren, het oudste monument van de stad.

De toren is achthoekig gebouwd en 30 meter hoog, als baken voor de scheepvaart. Van 1825 tot 1963 deed de toren dienst als vuurtoren.

De vestigingstoren kreeg deze naam omdat mensen hier op de uitkijk stonden. ‘Leugheren’ betekende toentertijd uitkijken en dit is de reden achter de naam van deze toren.

Duinkerke De Leugenaer

Belfort (x2)

In Duinkerke vind je twee keer het “Belfort van Duinkerke”.

Het eerste Belfort is de voormalige klokkentoren van de Sint-Eligiuskerk. De in de vijftiende eeuw gebouwde toren is 58 meter hoog en valt hiermee goed op. In 1782 werd de klokkentoren van de kerk gescheiden en nu is het een op zichzelf staande toren waaruit je een uitzicht op de kerk hebt.

Het tweede Belfort van Duinkerke kan je bezichtigen bij het stadhuis. Deze klokkentoren is 75 meter hoog en kan vanaf het plein bij het stadhuis goed bekeken worden. De toren werd in 1901 geïnaugureerd door de Franse president Émile Loubet en tsaar Nicolaas II van Rusland en is een onderdeel van het stadhuis van Duinkerke. Op de eerste verdieping is een glas-in-loodraam dat de Slag bij Texel verbeeldt, waar de Duinkerker kaper Jan Baert in 1694 een vloot van 60 koopvaarders geladen met graan heroverde op de Hollanders. Aan de achtergevel bevindt zich een monumentale poort die dateert van de 17e eeuw.

Beide belforten maken deel uit van de werelderfgoed inschrijving belforten in België en Frankrijk.

Sint-Eligiuskerk

Tijdens de inval van de Franse cavalerie in 1558 werd de oude kerk in brand gestoken en alleen de toren bleef overeind. In 1559 begon de bouw van de nieuwe kerk, welke onder leiding stond van de architect Jean de Renneville. Het belfort was onderdeel van de Sint-Eligiuskerk tot 1782. Toen werd de klokkentoren gescheiden van de kerk. Dit was allemaal onderdeel van een grondige verbouwing van de architect Victor Louis.

Dunkirke Memorial op Begraafplaats van Duinkerke

Route de Furnes, 59140 Dunkerque

Op het kerkhof liggen meer dan 1800 Franse oorlogsgraven uit de Eerste Wereldoorlog en meer dan 1000 Britse graven uit beide wereldoorlogen.

Bij de begraafplaats staat het Dunkirk Memorial, een Brits monument voor 4508 gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog zonder gekend graf. Het monument bevindt zich op de noordoostelijke hoek van de stedelijke begraafplaats van Duinkerke, tegen de grens met Nieuw-Koudekerke. Het werd ontworpen door Philip Hepworth. Op een gegraveerd glazen paneel van John Hutton wordt de evacuatie van Duinkerke afgebeeld.

Mémorial du Souvenir, 1940 Opération Dynamo.

Courtines du Bastion 32, rue des Chantiers de France, 59140 Dunkerque.

Historisch museum dat herinnert aan de Tweede Wereldoorlog: de reddingsoperatie die in negen dagen 330 000 geallieerde soldaten evacueerde uit Duinkerke, richting Engeland.

Gevestigd in de kazematten van Bastion 32, gebouwd in 1874 om de kustverdediging te versterken, het Hoofdkwartier van de Franse en Geallieerde troepen tijdens de slag om Duinkerke en Operatie Dynamo.

http://www.dynamo-dunkerque.com/

Musée Portuaire

9 quai de la Citadelle, 59140 Duinkerke

Een museum, 3 schepen en een vuurtoren. Hier leer je meer over de historie van de haven; kan je drie oude schepen bezichtigen die aan de voorzijde van het museum liggen (de driemaster Duchesse Anne, het lichtschip Sandettié en het binnenvaartschip Guilde); en kan je de vuurtoren van Duinkerke (Risban) bezoeken, de hoogste vuurtoren van Frankrijk.

De eerste vuurtoren van Duinkerke werd in 1683 gebouwd maar in 1713 gesloopt als een gevolg van de Vrede van Utrecht (om Kaapvaart onmogelijk te maken). Meer dan een eeuw later werd een nieuwe vuurtoren gebouwd op dezelfde plaats, bij de haven van Duinkerke. Op 1 mei 1843 werd die in gebruik genomen.

De vuurtoren staat op een vierkant gebouw dat de basis vormt. De ronde toren heeft aan de binnenzijde een diameter van 3,9 meter, het is gemaakt van baksteen en aan de buitenzijde met een gladde deklaag afgewerkt. In de toren is een trap met 276 treden.

In het begin gebruikte de lamp plantaardige olie en dit werd vervangen door minerale olie in 1875. Vanaf 1885 is het licht elektrisch. Tot 1985 was de toren bemand, maar in dat jaar werd het geautomatiseerd waardoor de vuurtorenwachter verdween. De lamp heeft een vermogen van 1000 watt en is zichtbaar tot 29 zeemijl.

https://www.museeportuaire.com/

Musée des Beaux-arts de Dunkerque

Place du Général de Gaulle, 59140 Dunkerque, France

Belangrijk museum (klassieke kunst) maar dicht sinds 2015. Het was de bedoeling om ‘musée des Beaux-Arts’ et ‘musée portuaire’ samen te voegen in het quartier de la Citadelle op de site van de ‘entrepôt des tabacs et d’Ocean Link’. Maar daar kwam oppositie tegen… à suivre.

LAAC Lieu d’Art et Action Contemporaine

302 avenue des Bordées, 59140 Dunkerque

Museum met beeldentuin. Hedendaagse kunst, periode 1945 tot 1980.

https://www.duinkerke-toerisme.com/touristic_sheet/laac-lieu-dart-et-action-contemporaine-dunkerque-nl-2828531/

FRAC

503 Avenue des Bancs de Flandres Dunkerque, France

Het ‘Fonds Régional d’Art Contemporain’ ontsluit een verzameling hedendaagse kunst (intussen een collectie van ongeveer 1.500 stukken) in een markant gebouw, en dit op een al even markante plek in de Noord-Franse stad.

Museum is gevestigd in het vroegere “Atelier de préfabrication n°2 des chantiers Navals de Dunkerque”, bijgenaamd “de kathedraal”.

Gedurende 40 jaar werden hier pakketboten gebouwd, olietankers en oorlogsschepen… tot de werf in 1988 sloot. De AP2 is een van de weinige industriële gebouwen van de scheepswerven die nog bestaan.

Er werd een even imposant modern gebouw bijgeplaatst.

Gratis inkom van maandag tot zondag, van 12:00 tot 18:00.

https://www.duinkerke-toerisme.com/zien-en-doen/hedendaagse-kunst/frac-fonds-voor-hedendaagse-kunst/

Bourbourg: le choeur de lumière

Tip: onderweg naar Duinkerke is een kleine omweg over Bourbourg wel de moeite.

De plaatselijke Saint-Jean Baptiste kerk van is een waar kunstobject geworden. Het gotische koor is door de internationaal gerenommeerde kunstenaar Anthony Caro acht jaar lang onder handen genomen. Het resultaat is verbluffend en uniek. Op een sacrale manier worden uitersten met elkaar verenigd, oude gotiek en moderne vormgeving, schoonheid en kracht. Het is een indrukwekkend hedendaags werk dat bestaat uit 15 sculpturen die over de 450 m² van het gotische koor verspreid zijn met als thema water en de creatie van de wereld.

Caro geldt als de grootste Britse beeldhouwer van zijn generatie en werkte in de jaren vijftig nog als assistent van Henry Moore. Hij speelde een sleutelrol in de evolutie van de 20ste-eeuwse beeldhouwkunst. Hij scoorde voor het eerst grote ogen met een expositie in de Whitechapel Gallery in 1963. Daar stelde hij grote, abstracte beeldhouwwerken tentoon, die beschilderd waren met felle kleuren. Kenmerkend ook was dat hij de beelden niet op een sokkel plaatste, maar rechtstreeks op de grond. Zijn visie op de beeldhouwkunst zou de kunstvorm de jaren erna sterk beïnvloeden.